Over burn-out is er de laatste jaren al heel wat inkt gevloeid. Wat is het toch met die vervloekte term die onze dagdagelijkse omgeving lijkt te overheersen? De burn-out golf die het werkgeverslandschap de voorbije decennia heeft overspoeld, maakt dat men niet anders meer kan dan te onderkennen dat er een probleem is. Stilaan komt er – eindelijk- een mentaliteitswijziging bij werkgevers waarbij men enerzijds eigen schuld erkent en anderzijds gaat nadenken hoe men het gegeven ‘werk’ en ‘arbeidstijd’ anders kan invullen. Minder belastend en meer aangepast op maat van de werknemer, door eindelijk die laatste in zijn ruime context te bekijken, namelijk als een persoon die naast het werk ook thuis en daarbuiten een veeleisende rol te vervullen heeft.
Driewerf hoera dus! Het lijkt erop dat de term burn-out eindelijk kan losgekoppeld worden van stigmatiserende termen zoals ‘abnormaal’, een ‘zwak persoon die het niet aankan’ of ‘psychische ziekte’. Onderzoekers focusten zich eerst lang op het vastleggen van een sluitende definitie, die vooral het verschil met een klassieke depressie probeerde af te bakenen. Een depressie krijg je (hoofdzakelijk) door een disbalans van chemische stoffen – neurotransmitters – in je hersenen. Burn-out is veeleer een energiestoornis, een secundair gevolg van langdurige (werk)stress op ons lichaam met fysieke, mentale en emotionele uitputting tot gevolg.
Recent verschenen er echter enkele artikels die ongetwijfeld iedereen die ooit met burn-out te maken kreeg (zowel als patiënt of als hulpverlener) toch even de wenkbrauwen deden fronsen. Het Nieuwsblad kopte dat ‘Burn-out minstens voor de helft je eigen schuld is’. Neuropsychiater Theo Compernolle zette in dit artikel enkele zaken op een rij, waarbij hij pleit voor minstens een gedeelde verantwoordelijkheid tussen werkgever en werknemer. Een dergelijke krantenkop slaat rechtstreeks op de zere plek waar veel burn-out patiënten in eerste instantie mee worstelen: een allesoverheersend schuldgevoel. Het idee dat ze gefaald hebben, dat ze niet meer verder kunnen ondanks het feit dat het nét dat is wat ze zo angstvallig probeerden te vermijden. Wanneer zij eindelijk bij de dokter aankloppen omdat hun lichaam het laat afweten, worden ze in ziekteverlof gezet en krijgen ze bijna altijd het advies om leuke dingen te gaan doen die hun opnieuw energie geven. Terrasjes doen, wandelen, buitenkomen, met vrienden afspreken, investeren in die hobby’s die je zo graag deed maar misschien opgegeven hebt omdat je er de energie niet meer voor had in combinatie met je werkleven. Klinkt allemaal zeer logisch, maar het schuldgevoel dat onvermijdelijk bij het begin van een burn-out de kop op steekt, staat dit dikwijls in de weg.
Mensen blijven angstvallig binnen vier muren en durven niet te genieten. Ze hebben het idee dat ze hun collega’s en werkgever in de steek laten, net nu het zo druk is. ‘Wat als mijn collega me op een terras ziet een kop koffie drinken? Of wandelen in het park? Dan weet hij/zij onmiddellijk dat ik niet ‘echt’ ziek ben!’ Net doordat het concept van burn-out meer en meer onderkend en sociaal aanvaard werd, konden sommigen dit schuldgevoel al iets makkelijker het hoofd bieden en toch de stap zetten om dingen te doen die van een ‘persoon in ziekteverlof’ niet aanvaard zouden worden.
Dergelijke krantenkoppen slaan dus die broze erkenning helaas terug aan diggelen. Wie het artikel echter volledig doorneemt, merkt dat de baseline een heel ander verhaal vertelt: het stuk eigen verantwoordelijkheid (klinkt al een stuk beter dan schuld) ligt in het feit dat we te weinig loskoppelen van onze smartphone en digitale prikkels buiten onze werktijd. Hoewel de resem van spitsvondige technologieën die we zelf ontwikkelden anders laat vermoeden, is ons brein nog niet voldoende mee geëvolueerd om op een efficiënte wijze met al deze prikkels om te gaan. Ons brein zit in feite nog op hetzelfde niveau als toen we met z’n allen in groep met een speer over de steppe liepen, op zoek naar een vers avondmaal. De constante stortvloed aan informatie en prikkels geven onze hersenen constant kleine hoeveelheden dopamine, een effect dat je kan vergelijken met dat van andere verslavingen. Die ‘shotjes’ zorgen op de duur voor overprikkeling, met een uitgeput brein tot gevolg. De verantwoordelijkheid nemen om regelmatig je GSM links te laten liggen en bewust los te koppelen, is dus wel een mooie boodschap.
In een ander artikel wordt er een nieuwe methode om burn-out te behandelen bejubeld. De ‘Insourcing’ therapie van VUB professor Elke Van Hoof claimt veelbelovende resultaten om burn-out patiënten veel sneller aan het werk te krijgen. De afwezigheid op het werk zou kunnen gereduceerd worden naar drie maanden, waar men nu aan een gemiddelde van zes maanden zit. Dit door in het begin al te focussen op een snelle re-integratie. Klinkt als een win-win, zowel voor de werkgever die aan de sociale lasten denkt, als voor de werknemer. In tegenstelling tot wat velen denken, willen de meeste mensen met een burn-out zo snel mogelijk terug ‘hun oude zelf’ zijn en opnieuw normaal functioneren in een sociaal aanvaarde rol – het werkleven. Opnieuw schuilt in dergelijke claims een gevaar. Er wordt onmiddellijk een verwachting geschept, zowel naar de werkgever als naar de werknemer. ‘Binnen drie maand genezen zijn moet haalbaar zijn’, terwijl elke respectabele hulpverlener er juist op hamert dat de duur van een burn-out zeer moeilijk te voorspellen is.
Elke persoon is uniek en is door verschillende oorzaken in zijn/haar toestand beland. Bijgevolg kan het aanpakken van die oorzaken en de uitkomst daarvan een ander tijdsverloop kennen, ondanks het gebruik van een bepaalde methodiek die voor een andere persoon wel sneller soelaas biedt. Wie in een burn-out belandt, heeft dikwijls de neiging om ongeduldig te zijn of de ernst van de situatie te ontkennen. De eigenschap ‘ongeduldig zijn’ in combinatie met perfectionisme is vaak een reden waarom men langdurig teveel hooi op zijn vork neemt en probeert verschillende dingen tegelijk te doen, met alle nefaste gevolgen van dien. Bijgevolg volgt op de diagnose van burn-out heel vaak de vraag: ‘En hoelang gaat het duren vooraleer ik terug de oude ben?’ De ontgoocheling kan dan zeer groot zijn als blijkt dat men, ondanks de nieuwe therapie, na drie maand nog niet in staat is om het werk terug op een goede manier te hervatten. Gelijklopend kan zo’n verwachting aan werkgeverszijde extra druk leggen op de werknemer om zeker genezen te zijn binnen die termijn, anders valt hij/zij buiten de ‘normale’ categorie.
De boodschap die we hier willen onthouden is dat er wel degelijk zaken zijn die we zelf kunnen aanpakken ter voorkoming- en ter genezing van burn-out én dat de evoluerende kennis van de oorzaken en het verloop leiden tot betere, specifieke behandelingen. Laat de wetenschap vooral daar verder op focussen. Hoewel dat in eerste instantie voor veel mensen niet zo lijkt, kan je wel degelijk volledig herstellen en misschien wel in dezelfde werkomgeving terugkeren. Zoals in eerdere blogartikels op deze website zijn er veel zaken die je kan doen (of juist niet doen) om je energiebalans terug te kunnen aanvullen. Niet alleen je energiebalans moet terug aangevuld worden, daarnaast kan therapie/coaching je helpen om je valkuilen te identificeren en handvaten aan te reiken om anders (lees: minder energieverspillend) met situaties om te gaan waar je zelf geen vat op hebt. Belangrijk is dat je geduld hebt met jezelf, jezelf tijd geeft om uit te zoeken wat voor jou werkt en aanvaardt dat je geen eenheidsworst bent voor wie er een kant-en-klaar antwoord is.
___
Reinhilde Matthijs